Peter Senge is de grondlegger van het fenomeen van de lerende organisatie en is de schrijver van een van de meest invloedrijke managementboeken van de afgelopen 100 jaar: ‘The fifth discipline’.
Senge is directeur van het Center for Organizational Learning aan de MIT Sloan School of Management. Senge is de grondlegger van het systeemdenken. Zijn onderzoeken en theorieën tonen aan dat als organisaties zichzelf als één groot samenwerkingsverband zien ze veel makkelijker en succesvoller aan hun omgeving aanpassen. Hetgeen een positieve impact heeft op de levensduur van deze organisaties.
The fifth discipline
In zijn boek ‘The fifth discipline’ beschrijft hij vijf essentiële disciplines: Persoonlijk meesterschap, mentale modellen, gemeenschappelijke visie, teamleren en systeemdenken. De vijfde discipline is daarbij het meest belangrijk omdat het de voorgaande vier combineert en daarmee zelf de Vijfde Discipline wordt genoemd.
Het geeft inzicht in veelvuldig komende leerstoornissen van organisaties (zie: 7 organisatieleerstoornissen) het geeft inzicht in de wijze waarop organisaties zich succesvol kunnen ontwikkelen en toont aan dat de samenwerking en gezamenlijke visievorming de kern zijn voor positieve resultaten.
Uitgangspunt
Het uitgangspunt van zijn denken is dat een organisatie zichzelf ziet als een systeem dat direct in verbinding staat met haar omgeving. Door de toenemende complexiteit en dynamiek van de omgeving is, om te kunnen overleven, het voor een organisatie noodzakelijk tegemoet te komen aan de wensen en eisen die door de omgeving aan de organisatie worden gesteld en is het noodzakelijk dat deze zich een aantal disciplines eigen moet maken om vooruit te kunnen komen. In deze organisaties moeten mensen zich continu kunnen aanpassen en willen ontwikkelen en waarin bestaande opvattingen ter discussie gesteld kunnen worden.
5 leerdisciplines
Volgens Senge zijn er vijf leerdisciplines die een organisatie en zijn mensen zich eigen moeten maken om daadwerkelijk vooruit te komen en om de fundamentele leerstoornissen te kunnen wegnemen.
- Persoonlijk meesterschap. Hiermee worden de aanpassingsvaardigheden en eigen ontwikkelingsvaardigheden van de medewerkers van de organisatie bedoeld. Deze zijn noodzakelijk om als organisatie en als medewerker bij te blijven in een omgeving die continu verandert;
- Mentale modellering. Medewerkers en managers moeten bestaande opvattingen ter discussie durven stellen, loslaten en aanpassen. Deze modellering veroorzaakt onzekerheid, maar schept ook nieuwe kansen;
- Gezamenlijke visievorming. Deze is absoluut noodzakelijk in een organisatie en moet van binnenuit komen. Medewerkers moeten continu bereid zijn te luisteren naar anderen en nieuwe informatie kunnen benutten om beelden en modellen over de markt aan te passen;
- Teamleren. Dit is nodig om activiteiten in harmonie uit te voeren. Hiervoor zijn teamsupport, conflicthantering en corrigerende vaardigheden van belang;
- Systeemdenken. Systeemdenken beziet de samenwerking tussen de organisatie als systeem en haar buitenwereld en stelt ons in staat grote patronen duidelijker te zien en hier effectiever mee om te gaan.
De onderzoeken en theorieën van Senge tonen aan dat als organisaties zichzelf als één groot samenwerkingsverband zien ze veel makkelijker en succesvoller aan hun omgeving aanpassen. Hetgeen een positieve impact heeft op de levensduur van deze organisaties.
“All things appear and disappear because of the concurrence of causes and conditions. Nothing ever exists entirely alone; everything is in relation to everything else.” Buddha